KirgiziëOp de fiets in... Kirgizië!
Bij de voorbereiding van deze reis hingen we uren boven de Bosatlas. We kozen voor een voorzichtige bestemming: Albanië. Wist J.I.M., inmiddels 13 jaar oud, veel. Hij vond het een mooie naam voor een land. Ik herinner mij nu nog de jaloerse blikken van de vaders op het schoolplein. Die snakten natuurlijk ook naar een reisje zonder moeders. En belangrijker, die zagen beteen dat dit de opperste vorm van male bonding was. Wat zij echter niet wisten was dat zoonlief tijdens die reis maar één gespreksonderwerp had: gamen. Bovendien mocht ik alle bagage meeslepen en was het voor mij als reisleider even flink transpireren toen we best wel verdwaald raakten en ik niet zo goed wist hoe ik dat in de groep moest gooien. Enfin, het werd een groot succes en voor herhaling vatbaar.
Volgende bestemming: Kirgizië
Daarna volgden onder andere Oekraïne, een flintertje Rusland, Armenië en Georgië. De trajecten werden langer, de passen hoger en het onderwerp gamen werd zoetjesaan ingeruild voor school, de racefietsclub en de roeiverenging. En alle meisjes die zich ophouden in de directe nabijheid van deze instituten.
Vorig jaar deden we Roemenië, maar die bestemming kreeg van J.I.M. als review: ‘saai’. Kortom, Kirgizië was next. Hier een impressie.
Stad zonder ziel, maar wel lekker eten
We vlogen op de hoofdstad Bishkek. Daar vonden we allebei geen klap aan. Het is een stad zonder ziel. Dat komt omdat de Kirgineuzen een treklustig volkje is. Ze hadden eeuwenlang geen vaste woon- of verblijfplaats en er was dus ook nooit iemand op het idee gekomen een pyramide, moskee of fly over te bouwen. Het waren de Russen die na 1920 de eerste tastbare cultuur introduceerden. In beton gegoten.
We konden wel lekker eten in Bishkek (in de restaurants Navat en Time Out). De markt is een aanrader. Kruiden, noten, fruit en gedroogde vruchten, dat doen ze hier goed.
Weinig fietsers
De fietscultuur staat in Kirgizië nog in de teenslippers. Alleen de jeugd en de jonge, rijkere middelklasse fietst. De eerste groep op Chinese rommel, de tweede op A-merken die wij ook kennen. Er is zijn meerdere goed geoutilleerde fietsenwinkels.
Op de fiets in Kirgizië
Toen gingen we fietsen. We namen een taxi tot voorbij de Töö Ashuu-tunnel. Niet omdat we letterlijk opzagen tegen de 2400 hoogtemeters, maar omdat het een stervensdrukke weg is. Verder is het ook wel erg lekker om je fietsreis met een afdaling van een half uur te beginnen. Daarna passeerden we een vallei waar we om de zoveel kilometer de immense bergen, die ons flankeerden, van kleur zagen veranderden. Echt nog nooit eerder meegemaakt: eerst waren ze frisgroen, zoals bij ons zomertarwe in het voorjaar. Daarna werden de bergen en puinwaaiers zo wit als kaasdoek en uiteindelijk dieprood gelijk het decor van Once Upon a Time in the West (de film).
Terug naar Kirgizië 1.0
Wat de route extra aantrekkelijk maakte was dat we dit landschap voor ons en voor ons alleen hadden. Nergens stond een bejaardentehuis, een bowlingcentrum of een busbaan waarmee we dit panorama moesten delen. Er was zelfs geen bord dat de ‘verzamelplaats’ markeerde voor het geval er onverhoopt een calamiteit zich zou voordoen. (Ik bedoel dit slechts een beetje grappig. Ik wil vooral illustreren dat bij ons alleen de wolken nog ‘hun eigen ding doen’. De rest is tot de laatste cm3 bedacht.) Wij fietsten door de wereld 1.0. Onaangeharkt, niet-uitgedokterd, slechts geboetseerd door verenigde oerkrachten met als enige menselijke ingreep de weg waar we overheen reden. En wijzelf dan. De weg was zo gruwelijk als de omgeving mooi, want geplaveid met wasbord waar geen ontkomen aan was. Dat werd na 90 kms en 1000 hoogtemeters wel een issue. Ik kende het sentiment niet, maar de fietsjeuk werd uit m’n lijf getrild.
Gered!
Het was zelfs zo erg dat ik enkele kilometers voor de Kara-Keche pas moreel stuk ging. Dat was compleet nieuw voor mij. Het water raakte op (Naar waarheid: ik heb waterzuiveringstabletten niet eens overwogen.) en er was al urenlang geen auto gepasseerd. Een rekensom leerde dat we pas rond mindernacht een slaapplaats zouden bereiken. Op feestjes en partijen verkondig ik altijd stoer dat ik me verheug op de dag dat ik mijn eigen urine mag drinken, maar nu raakte ik in paniek. (Vermoeidheid vernauwt het logisch denken. Dat is misschien nog wel de grootste vijand wanneer het tegenzit. In ieder geval bij mij.) En passant moesten we ook nog een historisch moment vieren: voor het eerst bleek het nageslacht de sterkste van het team. J.I.M. had werkelijk nergens last van en wilde het liefst zonder theater en met lege PET-flessen doorfietsen. Gelukkig werden we (ik) gered. Door de Nederlanders Roderick en de wonderschone Marleen in hun Circumbendibus. Ik kon wel janken, maar dat leek mij niet de manier om Marleen succesvol te schaken. Zij brachten ons tot aan het Son Koel meer.
Bij de nomaden thuis
Daar sliepen we bij de mensen thuis. Bij nomaden die ’s zomers aan het meer verblijven. Ze hebben een extra joert voor toeristen, die zoals wij, komen aanwaaien. We kozen voor het full board arrangement van € 18,- euro p.p. Dat was inclusief het koude water in het riviertje annex de natte cel, drie maaltijden, een uurtje paardjerijden en een lesje schaap killen en ontleden. Het was een plek om nooit meer weg te gaan. Zeker als je onderwijl je huis verhuurt voor € 150,- per dag. Toch trapten we na twee nachten weer de fietsen aan: wij zijn beter in gaan dan in blijven.
Niet te bevatten
Terwijl alles en iedereen zo mooi was. Neem nou deze foto die ik eenvoudigweg met mijn iPhone 7 plus maakte. Dat is toch niet te bevatten? De houding van de jongen, zijn blik, het licht en het paard dat geduldig wacht totdat hij eindelijk weer wat mag gaan doen. En het landschap dat maar wat ligt te liggen.
Drie Franse families en hun kroost in Kirgizië
Op weg naar het naar het Issyk Koelmeer volgde nog een venijnig klimmetje. Daarna knalden we door een dal met genoeg schoonheid om de hele bliksemse cosmetica-industrie in verlegenheid te brengen. Halverwege gingen we in de remmen voor een praatje met drie Franse families. Ze deden Kirgizië met hun kroost. En met een vanzelfsprekendheid alsof ze de Linge-route reden. Zonder het comfort van een reisorganisatie. Ze vertelden dat ze drie verschillende vluchten hadden geboekt om zeker te zijn dat al hun fietsen mee konden. O ja, en de fiets van het jongste kind was verbonden met de fiets van een vader middels zo’n hondenlijn die automatisch vierde en oprolde. Nooit eerder gezien.
Iets met adelaars...
Vervolgens rondden we het Son Koel meer. (Meer meer dan strikt noodzakelijk, want koel betekent meer.) We reisden voornamelijk per taxi, want het lukte ons niet de beloofde magie van deze door toeristen bejubelde route, te ontdekken. Bovendien beoordeelden wij het asfalt en de gemiddelde rijstijl van de automobilisten als een gevaarlijke combinatie. Rondom Karakol deden we eco-unfriendly toeristendingen met adelaars die, als door een wonder, zo tam als een kanarie waren. Verder maakten we voor het eerst een wandeling door de bergen. (Nooit doen, is vast heel slecht voor je lichaam.) En we vonden de beste restaurants van het land (Dastorkon en Kochevnik in Karakol) waar de chefs zich laten inspireren door de keukens van heel Azië. Tot slot gingen we chillen in de Chong-Kemin vallei. We sliepen in het Kemin guesthouse van Aziz Isabekov en zijn familie. Ook hier werd er weer heerlijk voor ons gekookt. Wat ons opviel aan de Isabekov’s: zij prefereerden het houten privaat in de tuin boven de 21ste-eeuwse, betegelde variant die ze recentelijk voor de gasten hadden aangelegd.
Terug op het vliegveld van Bishkek bleek de vlucht uitgevallen en werden we in het Hyatt Regency gelegd. Een dag lang liepen we in zo’n aanstellerige, witte badjas van het zwembad naar de bar en weer terug. Dat gaan we nog een keer doen.